Tips en informatie voor de loonadministratie
Klik op een onderwerp waarover u meer informatie wilt hebben.
Link naar complete tekst
Rijdt u in een auto van uw werkgever? De hoofdregel is dat dan de regeling “privégebruik auto van de werkgever” geldt. Dat wil zeggen: uw werkgever moet een bedrag als loon in natura bij uw loon tellen voor het voordeel dat u van het privégebruik hebt. Het bedrag dat bij uw loon wordt geteld, is de zogenaamde bijtelling. Uw werkgever houdt over de bijtelling loonbelasting/premie volksverzekeringen en inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (Zvw) in. Uw nettoloon wordt daardoor lager.
Uw werkgever hoeft geen rekening te houden met bijtelling op uw loon als:
– Geen bijtelling bij niet meer dan 500 kilometer privégebruik (verklaring geen privegebruik auto)
Uw werkgever hoeft niets bij uw loon te tellen als u overtuigend kunt bewijzen dat u, op kalenderjaarbasis, niet meer dan 500 privékilometers met de auto rijdt. Kilometers voor woon-werkverkeer zijn zakelijke kilometers. U kunt dit bewijs leveren met een Verklaring geen privégebruik auto(aanvraag bij Belastingdienst via Digi-D) en met een sluitende rittenregistratie.
– Geen bijtelling bij uitsluitend zakelijk gebruik van de auto
Als u de bestelauto uitsluitend zakelijk gebruikt, hoeft u in uw aangifte inkomstenbelasting geen rekening te houden met het voordeel van het privégebruik. U hoeft ook geen rittenregistratie bij te houden. U moet de ‘Verklaring uitsluitend zakelijk gebruik bestelauto’ digitaal indienen. Hier kan de Belastingdienst om vragen omdat ze onder andere met camera’s toezicht houden op het gebruik van zakelijke bestelauto’s. Bewaar bewijsstukken daarom goed!
– U hebt een bestelauto van uw werkgever waarvoor een verbod op het privégebruik geldt.
Uw werkgever legt het verbod schriftelijk vast. Uw werkgever controleert de naleving van het verbod. Hij kan dit bijvoorbeeld doen door de kilometerstanden te vergelijken met de meldingen van het aantal gereden kilometers die u met de leasemaatschappij(en) bent overeengekomen of met de hoeveelheid gebruikte brandstof en door toezicht te houden op verkeersboetes, schademeldingen of tanken buiten werktijd. Bij overtreding van het verbod legt uw werkgever u een sanctie op, bijvoorbeeld een geldboete.
Vereenvoudigde regeling rittenregistratie bestelauto’s
Op 4 februari 2009 is door de Belastingdienst een vereenvoudiging van de rittenregistratie (kilometeradministratie) voor bestelauto’s medegedeeld. Registratie blijft verplicht maar de werknemer hoeft minder ritinformatie bij te houden, zolang de informatie maar uit de administratie van het bedrijf kan worden gehaald. Werknemers mogen de versimpelde rittenregistratie alleen hanteren wanneer afspraken hierover met hun werkgever zijn vastgelegd. In deze overeenkomst moet worden afgesproken dat de werknemer de vereenvoudigde rittenregistratie bijhoudt, dat privegebruik tijdens lunch- en werktijd niet is toegestaan en dat de werkgever de zakelijke adressen in de (project)administratie heeft opgenomen. De werknemer moet de vereenvoudigde rittenregistratie bijhouden en de zakelijke adressen moeten terug te vinden zijn in de administratie van de werkgever.
Kosten van fitness vergoeden is een leuke mogelijkheid om uw personeel te belonen. De vergoeding van de kosten is onbelast mits aan een aantal voorwaarden wordt voldaan.
Onder bedrijfsfitness wordt verstaan:
– conditie- of krachttraining van werknemers onder deskundig toezicht en die georganiseerd wordt door de inhoudingsplichtige.
– deelneming aan de fitness geheel of nagenoeg geheel openstaat voor alle werknemers.
– fitness moet plaatsvinden op de werkplek of één vaste locatie die door de werkgever is aangewezen (nieuw in 2007).
Met ingang van 2007 hoeft fitness niet meer tijdens werktijd plaats te vinden.
Een eenmalige uitkering of verstrekking na het bereiken van een diensttijd van de werknemer van ten minste 25 jaar of ten minste 40 jaar, is vrijgesteld tot maximaal het loon over een maand. Zo’n uitkering of verstrekking mag worden gegeven na het bereiken van ten minste 25 dienstjaren en na het bereiken van ten minste 40 dienstjaren.
Indien de werknemer strikt genomen niet de gehele diensttijd bij dezelfde werkgever heeft doorgebracht maar wel bij hetzelfde concern komt hij toch in aanmerking voor de belastingvrije uitkering.
Bij het vaststellen van het loon over een maand is het uitgangspunt het fiscale loon over een maand.
Een eenmalige uitkering of verstrekking na het bereiken van een diensttijd van de werknemer van ten minste 25 jaar of ten minste 40 jaar, is vrijgesteld tot maximaal het loon over een maand. Zo’n uitkering of verstrekking mag worden gegeven na het bereiken van ten minste 25 dienstjaren en na het bereiken van ten minste 40 dienstjaren.
Indien de werknemer strikt genomen niet de gehele diensttijd bij dezelfde werkgever heeft doorgebracht maar wel bij hetzelfde concern komt hij toch in aanmerking voor de belastingvrije uitkering.
Bij het vaststellen van het loon over een maand is het uitgangspunt het fiscale loon over een maand.
Onbelaste vergoeding van maximaal € 0,19 per kilometer
Uw werknemer gebruikt een eigen vervoermiddel voor reizen voor het werk. U mag uw werknemer voor deze reizen een onbelaste vergoeding betalen van maximaal € 0,19 per kilometer. Het maakt geen verschil of uw werknemer het vervoermiddel gebruikt voor woon-werkverkeer of ander zakelijk verkeer.
Belaste vergoeding
Als u meer betaald is dan de € 0,19 per kilometer moet dit worden belast. Dit belaste gedeelte verschilt per CAO. In de diverse CAO’s kunt u vinden wat er aan kilometervergoeding betaald dient te worden
Werknemers in de BOUW en UTA CAO bouwen vanaf het moment dat ze 55 jaar worden seniorendagen op. Werknemers vanaf 55 t/m 59 jaar bouwen per jaar het recht op van 10 (BOUW CAO) en 9 (UTA CAO) seniorendagen en vanaf 60 jarige leeftijd 13 (BOUW) en 11 (UTA) seniorendagen.
Deze seniorendagen kan de werkgever declareren voor werknemers in de BOUW CAO bij het Aanvullingsfonds (u ontvangt dan het BTER uurloon terug met een toeslag voor de loonkosten). Voor werknemers in de UTA CAO kunnen deze dagen niet gedeclareerd worden.
Vanaf 1 januari 2006 loopt de toekenning van seniorendagen niet meer over een rechtjaar, maar op basis van kalenderjaren. Ook heeft u direct vanaf het moment dat u 55 jaar of 60 jaar wordt recht op seniorendagen (naar rato van het aantal maanden dat nog op jaarbasis resteert. Bijvoorbeeld: u wordt eind maart 2013 55 jaar. U heeft dan recht op 9/12 x 10 dagen = 7,5 seniorendag voor 2013).
De werknemer moet de dagen eerst hebben opgebouwd voordat hij ze op kan nemen. Dit houdt in dat hij eerst ca. 26 dagen betaald heeft moeten hebben (bv gewerkt, ziek, betaalde atv – vakantie) voordat u een dag kunt declareren.
Dit declareren moet per 1 juli 2013 via de site van mijn-bter (de werkgevers hebben een brief ontvangen van APG met de inlogcode en het wachtwoord). Vanaf juli 2013 kan het dus niet meer gemeld worden met het papieren declaratieformulier van APG. Een seniorendag blijft 5 jaar staan. Neemt een werknemer een dag op dat moet de werkgever deze binnen een ½ jaar declareren bij APG.
Werknemers in de Afbouw CAO bouwen tijdens het rechtjaar 2013/2014 vanaf het moment dat ze 53 jaar worden seniorendagen op. Het rechtjaar loopt van 22 april 2013 t/m 20 april 2014. Werknemers van 53 en 54 jaar bouwen 1 dag op. Werknemers van 55 en 56 jaar bouwen per jaar het recht op van 7 dagen en vanaf 57 jarige leeftijd 10 dagen. Daarnaast hebben werknemers naast de bovengenoemde dagen recht op 5 extra verlofdagen. Voorwaarde is dat deze 5 dagen opgenomen moeten worden in het rechtjaar waarin de opbouw heeft plaatsgevonden.
Deze seniorendagen kan de werkgever declareren voor werknemers bij het A&O (u ontvangt dan het BTER uurloon terug met een toeslag voor de loonkosten).
Dit declareren kan met een declaratieformulier van A&O. Een seniorendag blijft 5 jaar staan. Neemt een werknemer een dag op dat moet de werkgever deze binnen 6 maanden declareren bij A&O.
Vergoedingen voor en verstrekkingen van werkkleding en vergoedingen voor het wassen van die werkkleding zijn onbelast. Werkkleding is:
– Kleding die uitsluitend of nagenoeg uitsluitend geschikt is om tijdens het werkt te dragen, zoals uniformen en overalls
– Kleding die voorzien van een of meer duidelijk zichtbare aan de organisatie gebonden beeldmerken (bijvoorbeel een logo) met een oppervlakte van minimaal 70mc2 in totaal
Deze voorwaarde geldt voor elk kledingstuk. Bijvoorbeeld voor een trainingspak geldt dat zowel de broek als het jack een voldoende groot logo moet hebben. Ook T-shirts, die in de praktijk vaak verstrekt worden, moeten een voldoende groot logo hebben.
Ook door u ter beschikking gestelde kleding die niet aan de voorwaarden voldoen, is onbelast zolang deze kleding aantoonbaar op de werkplek blijft. Schoeisel en accessoires worden als kleding beschouwd. Zij kunnen dus ook werkkleding zijn.
Let op: verstrekt u kleding dan mag u geen kledingvergoeding verstrekken.